‘Millennium Park’
201 E. Randolph St, Michigan Ave & Columbus Dr
7 t/m 9 juni 2019
Traditiegetrouw begeef ik mij naar ‘Blues in the Schools’ op Front Porch Stage. De leiding is nog altijd in handen van zangeres Katherine Davis. In plaats van het traditionele ‘Sweet Home Chicago’ zongen de kids ‘Chicago Blues is the best blues there is’. Little Walters ‘My Babe’ was iets te hoog gegrepen, maar een poging daartoe was hartverwarmend.
Van de kids naar senior Jimmy Burns (voc/gtr) op Mississippi Juke Joint Stage. Jimmy start met ‘So Cold’, gevolgd door ‘Stand By Me’ & ‘Miss Annie Lou’. Jimmy’s gast zangeressen stonden niet geprogrammeerd en dat gebeurt wel vaker. Misschien leuk voor Jimmy maar op vocaal gebied bepaald geen aanvulling.
Op Crossroads Stage heeft zanger/bassist Benny Turner zijn zaakjes goed voor elkaar. Geflankeerd door de charmante Kate Moss (gtr) en de wat minder flatteus uitziende Joanna Connor (gtr). Rob Stone is verantwoordelijk voor de fraaie harmonica klanken. Benny zingt bekend werk als ‘Shake Your Money Maker’, ‘Down Down Down’ en ‘Going Down Slow’. Het geheel werd geaccentueerd door drie charmante backup singers.
Voor Kenny Smith & The House Bumpers moeten wij het een tijdje zonder Kenny stellen. Felton Crews (bgtr), Ari Seder (gtr), Luca Kiella Chiellini (pno) en The House Bumpers vermaken ons prima.Zij wagen zich aan het moeilijke ’I’d Rather Go Blind’ en dat gaat ze goed af. Dan komt Kenny ten tonele. Het drummen laat hij aan een ander over. Met zijn innemende glimlach en spontaniteit vergeef je hem zijn slechte vocale inbreng.
Voor Guy King (voc/gtr) moet het de dag van zijn leven zijn, hij heeft nl. Chris Cain in zijn show. Na eerst een drietal nummers te hebben gespeeld is daar het moment suprême. De twee omhelzen elkaar uitbundig en Guy zegt super trots te zijn om samen met Cain (voc/gtr) het podium te delen. Toegegeven Chris is een geweldig gitarist en hij krijgt van Guy alle ruimte. Dan gaat het tweetal duelleren en dit brengt het juichende publiek bijna in extase. Het is een schitterende show waarin Cain weinig zingt en des te meer zijn gitaar het werk laat doen. Opeens bedenkt Chris dat hij ook nog een deuntje op keyboard kan spelen. Dat is jammer want hiermee vervalt de samenwerking.
De jongste spruit van Muddy Waters Joseph Morganfield (voc) opent met ‘What’s The Matter With The Meal’. Wanneer zijn neef Keith Johnson (voc/gtr) aantreedt roept Joseph verrast uit: ’nog een Morganfield’. Het is een aardige show met een prima bezetting maar beide Morganfields moeten het meer van hun naam dan zangtalent hebben.
Wat vliegt zo’n festivaldag voorbij. Het is alweer tijd voor het hoofdpodium ‘Jay Pritzker Pavilion’. Headliner Charlie Musselwhite (voc/hca) bijt het spits af met ‘Bad Boy’ voor de onlangs overleden Eddie Taylor Jr. Dat hakt er emotioneel behoorlijk in. Charlies gasten zijn Billy Boy Arnold (voc/hca) & Johnny Burgin (gtr). Billy Boy Arnold neemt ‘Just Like A Woman’ voor zijn rekening. Musselwhite heeft het prima naar zijn zin en geeft zijn gasten alle ruimte. Geen gast maar bandlid Matthew Stubbs (gtr) mag lange tijd soleren en wordt enthousiast aangemoedigd door Billy Boy Arnold. Om James Cotton te eren speelt Musselwhite ‘ I got a woman in West Helena Arkansas’.
Tweede act op het hoofdpodium is voor de immer jong ogende Jimmy Johnson voc/gtr). Het optreden is hier vele malen leuker dan doorgaans in de clubs. Daar laat Jimmy zich vaak leiden door Rico Mcfarland die nogal eens woest op zijn gitaar tekeer kan gaan. Hier loopt alles gestroomlijnd en dat is een lust voor oor en oog. Echte uitschieters laat hij niet horen maar ‘ I Got A Cold Feelin’’ klinkt door het hoge stemgeluid van Johnson alsof het een nieuw nummer is.
Afsluiter Bobby Rush (voc/hca) is de tweede op rij die er verdraaid goed uitziet. Net als de vorige headliners helpen ze de natuur een handje door hun haar te verven. Om op je 82e nog zo op het podium rond te huppelen vereist toch wel wat training. Grote waardering voor Bobby Rush maar aangezien zijn show al 30 jaar hetzelfde is besluiten wij de set niet uit te zitten maar snel naar de blues club te gaan.
Op de tweede festival dag is het door de laaghangende bewolking nogal fris. Dit is jammer aangezien de meeste optredens in de buitenlucht plaatsvinden. Wij begeven ons naar Crossroads Stage waar Melody Angel (voc/gtr) het spits afbijt. Van haar ruige rockblues heb ik gauw genoeg en hoewel ik ook geen liefhebber ben van zangeres Mary Lane die op Front Porch staat, valt ze niet tegen. Ze zingt in ieder geval blues en heeft een puike band achter haar staan.
Dan maar naar Juke Joint Stage waar de enigszins stuurs kijkende Jesse ‘Guitar’ Robinson leuke Chicago blues speelt. Hij wisselt af met mooie slow blues en soul getinte nummers. Als hij ‘The Thrill Is Gone’ inzet heeft hij het publiek voor zich gewonnen.
Marquise Knox (voc/gtr/hca) uit Saint Louis is al vaak te gast geweest op het CBF. Hij is van blues-tiener uitgegroeid tot een volwassen blues man die weet wat hij wil en vooral niet wil. Naast zijn eigen songs schuwt hij die van anderen absoluut niet. Knox bouwt zijn show zorgvuldig op. Hij start met rustige blues, waarna hij los gaat met ‘Walking The Dog’. Zijn daarop volgende songs gaan over familierelaties, drama’s en ander narigheid. Het mooie hierbij is zijn doeltreffend harmonicaspel.
Voor het optreden van John Primer in de tent van Mississippi Juke Joint Stage ben ik te vroeg en kan zodoende ‘Rock Me Baby’ het laatste nummer van Super Chikan nog even beluisteren.
John Primer & The Real Deal Blues Band begint veel te laat. Dat is jammer maar geen ramp want Primer zullen wij elders nog wel zien. In John z’n band is een saxofonist toegevoegd en die heeft absoluut geen meerwaarde. Sterker nog het is storend. Hij doet er beter aan om Ronnie Hicks te vervangen door een goede pianist, dat zou een stuk leuker zijn.
Rennen naar Front Porch Stage voor Chicago Piano Master-A Tribute To Otis Spann. Gelukkig is die nog niet begonnen. Pianiste Lee Kanehiro fluistert in mijn oor dat ze bloed nerveus is. Zij is een klasse pianiste uit Japan die ieder jaar in de festival periode onofficieel in diverse blues clubs meespeelt. Nu ze voor het eerst op het festival speelt is ze op van de zenuwen. Ik probeer haar gerust te stellen maar ja ik heb gemakkelijk praten. Pianisten voor de Tribute zijn: Johnny Iguana, Ariyo, Roosevelt Purifoy en Lee Kanehira, die haar eerste voornaam Rie gemakshalve heeft weggelaten. Voor zang is Oscar Wilson aanwezig, Frank Krakowski (gtr), Harlan Terson (bgtr) en Kenny Smith op drums. De hele ploeg doet aanvankelijk onwennig aan. Ariyo start als eerste gevolgd door Johnny Iguana. Oscar Wilson doet het vocale werk en dat kan mij niet bekoren. Hij kiest voor songs die Otis zong toen hij nog in de band van Muddy Waters speelde en niets uit zijn solo carrière. Tot mijn grote verbazing blijkt dat Lee Kanehira een prachtige stem heeft. Zij kwam het dichts bij Otis. Roosevelt Purifoy hangt immer de clown uit. Door zijn gedrag ontspanden de andere pianisten en werd het een vrolijke boel. Met z’n drieën en zelfs met z’n vieren aan de toetsen. Het was hartstikke leuk maar eerlijk gezegd had het weinig met Otis Spann te maken.
Zowel Kenny Smith als Johnny Iguana liepen een eindje met ons op naar Crossroads Stage om aldaar de set van Billy Boy Arnold te versterken. Billy Boy Arnold begint op gitaar en dat is niet zijn sterkste kant. Noodzakelijk is het al helemaal niet. Zowel Billy Flynn als Johny Burgin zijn duizend maal beter. Pas tegen het eind van de show doet Billy Boy waar hij goed in is nl. mondharmonica spelen.
Tijd voor het avond programma op Pritzker Pavilion met als eerste Latimore. Latimore is een soulzanger die niet kan kiezen tussen zingen of aan z’n keyboard hangen. Dan wordt het geen van beide iets. Voor ons een reden om een biertje te halen en even met medefotografen kletsen.
Don Bryant eveneens soulzanger heeft een enorme band achter zich. Bryant bezit een mooie warme stem en het is aangenaam om naar hem te luisteren.
Aan afsluiter Bettye LaVette hebben wij geen boodschap. Twee soul performers op een avond is voor ons meer dan genoeg.
De tijd vliegt voorbij en wij zijn alweer bij de derde festival dag beland. De keuze valt niet zozeer op zanger Willie Buck maar wel op zijn begeleiders. Pianist Ariyo is altijd de moeite waard, zeker in combinatie met Scott Dirks (hca) & Shoji Naito (gtr). Voeg daar Thaddeus Krolicki (gtr) aan toe (drummer en bassist waren mij onbekend) en er staat een super band. Eigenlijk viel Willie Buck ook niet tegen. Het deerde hem totaal niet om door de regen, in zijn mooie rode show pak, een rondje publiek te maken.
Wij hebben alle tijd om vroegtijdig bij het solo optreden van Erwin Helfer (pno) aanwezig te zijn. Zelfs zo vroeg dat we nog een gedeelte van een interview kunnen waarnemen al is mij dit inhoudelijk niet allemaal bij gebleven. Erwin start traditiegetrouw met ‘After Hours’ van Avery Parrish, gevolgd door ‘Swanee River’. Het daarop volgend ‘Georgia On My Mind’ speelt hij niet foutloos. Ter herinnering aan Barrelhouse Chuck speelde Erwin het prachtige ‘Four O’ Clock Blues’. Dit sloeg in als een bom, althans bij mij, oei zakdoek in de aanslag. Na nog een ode aan Mama (Estelle) Yancey sloot Erwin af met zijn eigen werkje ‘Parish But I Don’t Know Why’.
Wij blijven bij het podium hangen om zo’n 45 minuten van Cash Box Kings te genieten. Joe Nosek (voc/hca) start zoals gewoonlijk met een foeilelijke kroon op z’n hoofd. Blijkbaar om hiermee de naam van de band tot uitdrukking te brengen. Joe is een prima harmonicaspeler en vocaal doet hij niet voor zanger Oscar Wilson onder. Vreemd eigenlijk dat Oscar de headliner van de band is. Alle aandacht gaat echter uit naar Kenny Smith (dms) die zijn zoontje op schoot heeft om met papa mee te drummen.
Bij Toronzo Cannon (voc/gtr) eveneens een familie tafereeltje. Dochter Gayun Cannon mag een lied zingen en trekt zich niets aan van Pa’s opmerkingen. Toronzo weet niet alleen het publiek aan z’n voeten te krijgen door zijn uitmuntend gitaarspel. Hij is niet vies van een beetje sentiment. Niet alleen een van zijn gitaren maar ook de versterker is geverfd in de kleuren van Chicago. Om zijn liefde voor de stad te tonen drapeert hij de vlag van Chicago om zijn lijf. Het gaat zelfs nog verder. Om zijn rechter pols is blues getatoeëerd met motief van The Windy City.
Doorgaans is Zac Harmon (voc/gtr) in The States leuker dan wanneer hij in Europa speelt. Het is een eind lopen naar Mississippi Juke Joint Stage, maar ik waag de gok. Meteen heb ik spijt van mijn wandeling. Zac zingt en speelt het prachtige nummer ‘Knocking On Heavens Door’. Hij maakt er een gospel van en daar leent de song zich wel voor. Het is echter niet de bedoeling om er een complete kerkdienst van te maken. Wel genoten van gitarist Texas Slim.
Op Park Grill Stage ‘een extra podium’ speelt onze vriend Tom Holland & The Shuffle Kings. Een geweldig zanger is Tom niet maar als je een leuke show weet neer te zetten zie je dat door de vingers. Aan belangstelling ontbreekt het niet. Tom speelt gevarieerd met eigen nummers en oude blues songs.
De zussen Megan (voc/slide) & Rebecca Lovell (voc/gtr) vormen de band Larkin Poe. Het duurt een tijd voordat ik aan hun moderne versie van oude blues gewend raak. Het is zo nieuw en compleet anders en juist daardoor bleef de twijfel van ‘vind ik dit wel mooi’ lang aanwezig. Kwestie van wennen dus aan deze zeer professionele dames die op pop-achtige manier de blues spelen.
The Connection: Mike Welch & Friends in plaats van Welch-Ledbetter Connection. De herinnering aan de onlangs overleden Mike Ledbetter staat iedereen nog vers in het geheugen. Cultuurman Mark Kelly houdt een praatje over het leven van Mike Ledbetter en nodigt daarbij Mike’s weduwe, de kinderen en Mike’s ouders op het podium. Aan Mike Welch (voc/gtr) de moeilijke taak om de emotioneel beladen set een richting te geven. Met hulp van Gerry Hundt (hca), Andrew Duncanson (voc), Scot Sutherland (bgtr), Luca Kiella Chiellini (toets) en Andrew Thomas (dms) weet hij zich met een strak gezicht staande te houden.
Voor afsluiter Ruthie Foster (voc/gtr) de zware opgave om de boel weer wat op te vrolijken. Ze start met ‘Singing The Blues’ en dit nummer slaat meteen aan. Haar waardering voor Johnny Cash steekt ze bepaald niet onder stoelen of banken en zingt diens ‘Ring Of Fire’. Ook de Staple Singers behoren tot Fosters favorieten en uit hun repertoire kiest ze ‘The Ghetto’. De top entertainer met haar prachtige stem trakteerde ons op verschillende stijlen van blues, country, folk, gospel, soul en iets waarvoor nog geen naam is bedacht. Toetsenist Scotty Miller mocht, jawel soleren op mandoline. Pas aan het eind van Scotty’s gepengel, want meer dan dat was het niet, viel Ruthie hem bij. Na de schitterende show van Ruthie Foster sloot het doek van het 36e Chicago Blues Festival.